‘Een klant is toch niet slechts een instrument voor mijn winst?’

 
Prof. Luigino Bruni
Prof. Luigino Bruni

Interview met prof. L. Bruni over de ‘economie van gemeenschap’

Luigino Bruni, hoogleraar geschiedenis van de economie aan de Lumsa-universiteit in Rome, is sinds het begin in 1991 betrokken bij het project ‘economie van gemeenschap’. Een vraaggesprek.

Ondernemingen die betrokken zijn bij het project van de economie van gemeenschap besteden een deel van hun winst aan solidariteitsprojecten. Maar waar ligt het verschil met ondernemers die aan liefdadigheid doen zoals we die al sinds de opkomst van de industrie in de 19de eeuw kennen?

Op de eerste plaats is het belangrijk te beseffen dat het project voortkomt uit een concrete ervaring, niet vanachter een bureau of vanuit een theorie. Aan de basis ervan ligt een spiritualiteit. Het bijzondere van de economie van gemeenschap is de link tussen economische activiteiten en spiritualiteit. Geprobeerd wordt om binnen een bedrijf de gemeenschapsdimensie ruimte te geven. Deze wordt concreet in de manier van omgaan met de werknemers, met de leveranciers en met de afnemers. Daarnaast is het de bedoeling om de situatie van de armen voor ogen te houden: een deel van de winst wordt besteed aan initiatieven die deze mensen een toekomstperspectief kunnen geven. De uitdaging is om aan economie te doen zonder de gemeenschapszin aan de kant te zetten.

Tot nu toe heeft het economische denken persoonlijke motiveringen van mensen grotendeels buiten beschouwing gelaten.

Ja, men gaat ervan uit dat als iemand zijn huis verlaat en zich in het economische verkeer begeeft, hij waarden als sympathie, vriendschap en welwillendheid achter zich laat en zich richt op waarden waarbij het persoonlijk belang vooropstaat. Maar waarom zou je in de winkel of in je baan niet dezelfde aandacht, hetzelfde respect hebben voor de mensen met wie je te maken hebt, als voor de mensen uit je persoonlijk leven? Voor een christen is dat zelfs een opdracht die zijn oorsprong vindt in het evangelie.
In de praktijk zien we dat de ondernemers van de economie van gemeenschap inderdaad mensen zijn die zich kunnen vinden in het mensbeeld van het evangelie: je realiseert jezelf door te geven, door ‘geschenk’ te zijn voor elkaar. Op de achtergrond speelt de idee dat alle mensen gelijkwaardig zijn. Het kan toch niet zo zijn dat ik een koper of klant alleen zie als instrument voor mijn winst, om vervolgens in mijn privé-leven met anderen te delen wat ik heb verdiend. Als we het evangelie serieus nemen, ondergaat de manier waarop we alle relaties tussen personen zien een radicale revolutie. En dat geldt ook voor alle economische relaties.

In de huidige wereld is het vaak helemaal niet duidelijk hoe het kapitalisme een bijdrage levert aan het welzijn van allen.

De economie van gemeenschap is niet naïef en ziet de negatieve krachten die in de markteconomie spelen. Het project ontstond zelfs vanuit de vaststelling dat de markteconomie is mislukt. Tijdens haar reis naar Brazilië in 1991 merkte Chiara Lubich de onacceptabele kloof op tussen armen en rijken. De economie van gemeenschap stelt zich hard op tegen een bepaald type van kapitalisme. Door degenen die ons project een bepaald politiek stempel opplakken, worden we altijd eerder links dan rechts gesitueerd. Tegelijkertijd herinnert de economie van gemeenschap, ook weer vanuit de spiritualiteit van eenheid waaruit zij ontstaan is, de markt er steeds weer aan dat de economie geroepen is om een vrije ontmoeting van personen mogelijk te maken. In alles wat er over de economie van gemeenschap geschreven is, merk je steeds weer deze ambivalentie: van de ene kant de kritiek op de manier waarop de markt functioneert, van de andere kant het vertrouwen in de mooie roeping die de economie heeft, namelijk mee te werken aan het goede. Wie deze roeping ter harte neemt, kiest niet de gemakkelijkste weg. Het gaat om een persoonlijke keuze. Het is aan de ondernemers zelf om te zien of ze op dit voorstel ingaan.
Een bevriende ondernemer zei me eens dat hij vroeger de indruk had zich als christen te moeten excuseren voor het feit dat hij ondernemer was. Maar nu hij deelneemt aan de economie van gemeenschap, voelt hij zich gewaardeerd. Hij verschaft anderen werkgelegenheid, hij produceert en daarna deelt hij. Als de winst in gemeenschap gebracht wordt, wordt de angel uit het kapitalisme weggehaald. Geld wordt dan niet meer alleen gebruikt om steeds meer geld op te brengen.

Nemen ondernemers die zich zo opstellen geen groot risico? Profiteren concurrenten niet van hun manier van doen?

Dat risico lopen ze inderdaad. Toch zie je vaak gebeuren dat anderen die zich in de waarden waar zo’n ondernemer voor staat herkennen, zich ook welwillender gaan opstellen. Je ziet dat rond zulke ondernemingen steeds weer een kring ontstaat van mensen die het beste in zich naar boven laten komen: leveranciers die voor een gunstige prijs zorgen omdat ze weten dat het om een sociale onderneming gaat, werknemers die vrijwillig een extra handje toesteken… Wat we constateren is in feite dat het leven en werken van zo’n bedrijf de ‘Voorzienigheid’ aantrekt.
Al kun je niet ontkennen dat zulke ondernemingen extra risico blijven lopen. Ik ken twee ondernemers die op de rand van het faillissement geraakt zijn vanwege het feit dat ze weigerden mee te gaan in de praktijk van belastingontduiking. Maar ik zie hier een aspect in van de armoede waarover het evangelie spreekt: arm worden uit liefde om authentiek te blijven. Daar kan iets méér gebeuren, daar kan de Voorzienigheid werken, in de vorm van een nieuw idee, een onverwachte financiering… Het is de kracht van de broosheid.

Ziet u hierin werkelijk een reële ommekeer voor de economie in de toekomst?

Er is geen toekomst als de kapitalistische economie niet daadwerkelijk rekening houdt met de armen. En ik denk dan niet aan het geven van een duizendste van onze omzet, maar aan het ter beschikking stellen van 30 procent van de winst. Dáármee kun je werkelijk ontwikkelingen in gang zetten, niet met wat overgebleven kruimels. Het gaat erom de wereld te bezien als een samenhangend geheel. We staan momenteel op een tweesprong wat de markteconomie betreft.

Hoe komt het geld van deze ondernemingen bij de armen terecht?

Op zich is het niet eens zo moeilijk om miljarden bijeen te brengen – het volstaat om dat goed te organiseren – maar wat telt is dat de financiële middelen zo gebruikt worden dat ze ontwikkeling tot stand brengen, en niet leiden tot een nog grotere armoede of afhankelijkheid of neokolonialisme. Wij hebben een organisatie opgericht die zorgdraagt voor een verantwoorde besteding van de verzamelde gelden. We financieren allerlei initiatieven, van houtbewerking en kinderopvang tot het herstellen van daken van woningen. In Oeganda hebben we een jongeman die gitaren wilde fabriceren een startkapitaal gegeven, waardoor hij nu al aan vier anderen werk verschaft. Jaarlijks steunen we ongeveer 12.000 initiatieven. Iemand merkte ooit op dat wij geven aan wie zelf ook geeft. De dynamiek van ons project draait niet om simpele hulpverlening maar om wederzijdsheid, om het tot stand brengen van gemeenschap.