
Het was een intense periode van 8 maand. Tijdens die periode leerde ik een jonge vader beter kennen. Aran was gevlucht uit Iraaks Koerdistan en had zijn zwangere vrouw en hun dochtertje achtergelaten ergens in Turkije. Bij het sluiten van het kamp was hij zo goed als erkend als vluchteling en mocht hij in Middelkerke blijven wonen. We vonden onderdak en begonnen aan de gezinshereniging. Hun leven kwam op zijn pootjes terecht, ze raakten goed ingeburgerd en nu heeft hij vast werk. We blijven sporadisch contact houden met de feesten en met de verjaardagen.
Een tijdje geleden kreeg ik onverwacht een telefoontje van Aran. Hij vertelde me dat hij graag de weekenddiensten en de nachtdiensten op zijn werk wilde doen. Dan sta je er alleen voor om de machines te controleren en eventuele problemen op te lossen. Hij had dat voorstel aan zijn verantwoordelijke gedaan maar kreeg geen antwoord. Zijn vraag naar mij toe was om met de directeur te bellen en uit te leggen dat hij die diensten graag wilde doen – ook omdat hij het geld dat hij hiervoor extra voor wordt betaald goed kan gebruiken voor hun gezin van vier. Zijn vrouw werkte in de horeca maar was door de Covid-crisis haar job kwijt. Volgens hem ging het om vertrouwen, of was zijn baas toch niet tevreden over hem?
Ik wist eerst niet goed hoe ik het moest aanpakken. Wie ben ik om te gaan bellen met zijn baas? Ik twijfelde eraan of zoiets oké was. Maar toen dacht ik dat de liefde alles overwint en dat die broer, Aran en zijn familie, mij nodig had… Ik vertrouwde het aan God toe en waagde het. Ik heb de telefoon genomen, mijn ervaring met die groep vluchtelingen en met Aran verteld en hem de vraag van Aran voorgelegd. Aan de andere kant bleef het even stil… Toen bedankte hij me dat ik de durf had gehad om het op te nemen voor Aran, hij zou erover nadenken en met de ploegbaas spreken.
Een tweetal weken later belde Aran me terug, hij kon vanaf 1 januari meedraaien in de weekenddiensten en de nachtdiensten.
Ik heb de
Hij eindigde: “Je zei me dat Aran en zijn familie als broers en zussen voor jou zijn, wel voor mij is hij ook een soort broer geworden.”
Isabelle, Nieuwpoort

