De focolarina’s van Martil (Marokko) vertellen over hun ervaringen in een context die hen dagelijks confronteert met complexe uitdagingen op het gebied van interculturaliteit, interreligieuze dialoog en armoede. Hun missie is er niet alleen een van dienstbaarheid, maar ook van nabijheid en delen met de lokale gemeenschap en migranten in moeilijkheden.
In het noorden van Marokko leven veel migranten in uiterst precaire omstandigheden, ondergedoken in het bos of in donkere hoekjes, wanhopig proberend Europa te bereiken. Hun leven wordt gekenmerkt door uitbuiting en geweld. Sommigen verliezen de hoop, anderen besluiten in Marokko te blijven, ondanks de erbarmelijke omstandigheden, die nog beter zijn dan in hun land van herkomst.
Een van onze migrantenvrienden had een heel praktisch maar belangrijk probleem: hij had schoenen maat 46 nodig, een maat die hier bijna onmogelijk te vinden is. We zochten overal zonder succes tot we uiteindelijk een tweedehands paar vonden. Maar de winkelier vroeg ons 250 dirham, een te hoge prijs voor ons. We wilden net weggaan, maar hij bood ons 200 dirham. We accepteerden het, hoewel het nog steeds een beetje duur leek. Toen het tijd was om te betalen, vertelden we hem dat de schoenen voor een migrant waren die ze niet kon betalen. Op dat moment stopte de winkelier, dacht na en besloot de prijs nog verder te verlagen, naar 150 dirham.
Met sommige migranten hebben we een vertrouwensband opgebouwd. Eén vriend, Signé, ontmoeten we vaak tijdens de mis op zondag. We delen niet alleen eten met hem, maar ook momenten van menselijke warmte: we nodigen hem uit voor een lunch voor zijn verjaardag en soms betrekken we hem bij kleine klusjes, waarbij we hem belonen met een warme maaltijd en een klein geldbedrag. Hij is gelukkig omdat hij zich nuttig voelt en deel uitmaakt van een gemeenschap.
Een ander voorbeeld is dat van een Senegalese vrouw, slachtoffer van uitbuiting en geweld en in zeer zwakke gezondheid. We begeleidden haar verschillende keren naar het ziekenhuis en hielpen haar bij het vinden van een baan of meer fatsoenlijke huisvesting. Maar wat haar het meest oplucht, is de menselijke warmte en liefde die ze van ons voelt. Toen ze bij ons kwam lunchen en ons over haar leven vertelde, ontstond er een diepe band, gebaseerd op luisteren en delen.
Omdat we in een volksbuurt wonen, ontmoeten we elke dag veel mensen: op de markt, in de winkels, op straat. Een winkelier met wie we vaak praten zei eens tegen ons: “Jullie zijn mensen uit de hemel”. Sommige van onze buren noemen ons “zussen”. Ze hebben deelgenomen aan theekransjes bij ons thuis en we zijn bij hen thuis geweest om couscous te leren koken. We delen niet alleen eten, maar ook een diepe band die verder gaat dan eenvoudige vriendschap.