“Wat nooit had mogen gebeuren”

 

Deze tekst van Chiara Lubich, het hoofdartikel van het tijdschrift “Città Nuova”, februari 1991, is nog steeds zeer actueel. “Wat nooit had mogen gebeuren, is gebeurd! Er is een verschrikkelijke oorlog uitgebroken en de hele wereld leeft in angst en vrees dat hij zich zal uitbreiden en andere volkeren zal meesleuren. Het was enkele weken na de Amerikaanse inval in Irak (17 januari 1991).

“Ondanks vele gebeden heeft God de oorlog ‘toegestaan’. Waarom? Omdat de wil van sommige leiders niet samenviel met de zijne, die werd uitgedrukt door de unanieme stem van degenen die meer gelijk hadden, en die de Heilige Vader, de grootste geestelijke en morele autoriteit ter wereld, samenvat en concentreert in zijn voortdurende oproepen tot vrede, waarbij hij benadrukt dat oorlog nutteloos is om problemen op te lossen en dat de onvermijdelijke catastrofale gevolgen ervan moeten worden vermeden.

Laten we daarom, en vooral voor de terugkeer van de vrede, niet ophouden met bidden, integendeel! Nu kan onze dagelijkse “time-out” om eensgezind om vrede te vragen, nog intenser zijn.

Bovendien zijn we in deze tijd allen geroepen om vastberaden een levenswijze te volgen die tenminste bij onszelf – en dankzij de gemeenschap der heiligen bij velen – de begane fout corrigeert. De mensen hebben niet de wil van God, de God van de vrede, gedaan, maar hun eigen wil.

Het gaat erom het radicale besluit te nemen – zoals we nog nooit hebben gedaan – om Zijn wil volmaakt te doen. “Laat niet mijn wil maar de Uwe geschieden”. Deze zin van Jezus heeft voor ons vandaag een bijzondere betekenis.

Al het andere moet daaraan ondergeschikt zijn. In ons leven moet bijvoorbeeld gezond of ziek zijn, studeren of dienen, slapen of bidden, leven of sterven niet van primair belang zijn. Het belangrijkste is zijn wil tot de onze te maken, zijn levende wil te zijn.

Zo leefden wij  in het begin van het bestaan van onze Beweging, toen de Heilige Geest ons, tegen de achtergrond van een nieuwe oorlog, net de waarde van de dingen had doen ontdekken. Tegenover de door haat veroorzaakte ineenstorting openbaarde God zich als het enige ideaal dat niet sterft, dat geen bom kan vernietigen.

God is Liefde. Deze grote ontdekking was een geestelijke bom van zo’n omvang dat ze ons letterlijk alle bommen deed vergeten die door de oorlog om ons heen vielen. We ontdekten dat er boven alles en iedereen God is die liefde is, met zijn voorzienigheid die alle dingen ten goede laat samenwerken voor wie hem liefhebben. We herkenden het teken van zijn liefde in alle omstandigheden, zelfs wanneer het lijden hard insloeg. God hield enorm veel van ons. Hoe kunnen wij hem dan antwoorden met onze liefde? “Niet degene die ‘Heer, Heer’ zegt, heeft mij lief, maar degene die mijn wil doet”. Dus we kunnen hem liefhebben door zijn wil te doen.

Door zo te leven, raakten we eraan gewend om met steeds meer aandacht te luisteren naar de “innerlijke stem”, de stem van ons geweten, die ons wees op de wil van God die op duizend manieren tot uitdrukking kwam: door zijn Woord, onze staatsplichten, de omstandigheden, onze ingevingen.

We hadden de zekerheid dat God ons leven zou leiden in een goddelijk avontuur. Een avontuur waarvan we ons aanvankelijk niet bewust waren, maar waarin we, als toeschouwers en acteurs tegelijk van zijn liefdevolle plan, op elk moment onze vrije wil inbrachten.

Kort daarna gaf hij ons al een idee op de ontwikkelingen van onze toekomst, waardoor wij met zekerheid het doel konden vatten waarvoor de Focolarebeweging werd geboren: het gebed van het testament van Jezus waarmaken: “Vader, opdat  allen één mogen zijn”, meewerken aan de schepping van een meer verenigde wereld.

En zo kunnen wij ook vandaag nog leven. Hebben we een plotselinge en pijnlijke omwenteling in ons leven meegemaakt? Moeten we vaak naar de schuilkelders rennen, net als in die verre tijden? Ervaren we momenten van angst, bezorgdheid, twijfel en zelfs de angst om ons leven te verliezen? Of leiden we het gewone leven met zijn dagelijkse verplichtingen, voorlopig ver van gevaar? Laat voor ons allen alleen het meest waardevolle tellen: niet het een of ander, maar de wil van God: naar Hem luisteren, Hem de eerste plaats geven in ons hart, onze herinnering, onze geest: vooral al onze krachten in dienst stellen van Hem.

Op die manier zullen wij, althans in onszelf, de begane fout herstellen. Dan zal Christus in ons wonen en zullen wij steeds meer verenigd zijn, meer één, alles delend, effectief biddend voor elkaar en voor de terugkeer van de vrede.

Chiara Lubich: Actualiteit die de eigen tijd leest, Città Nuova Ed, blz. 85-87. Oorspronkelijk gepubliceerd in Città Nuova nr. 4/1991.