Ook zijn vijanden liefhebben

 

Ik kom uit Congo. Ik ben een moeder van vier kinderen en ik ben een zorg assistent. Ik ben al tien jaar in België. We kwamen hier omdat er thuis oorlog was. Ik wil graag delen wat ik heb meegemaakt in verband met het Woord van het Leven: “Heb je vijanden lief, doe goed aan hen die je haten, wens goed aan hen die je ziek wensen, bid voor hen die je belasteren. »

Het commentaar eindigt met te zeggen dat het genoeg is om lief te hebben en God zal de 99 procent doen en we zullen een hele nieuwe vrijheid ervaren. Ik kan zeggen dat dit waar is omdat ik in mijn werk een zeer moeilijke ervaring heb gehad die dit bevestigt.

Ik werk in een rusthuis. Er is een dame die echt racistisch is. Ze zei voor ons en voor andere mensen dat als het aan haar lag, we geen Afrikaanse vrouwen in dit rusthuis moesten nemen… maar dat we ze moesten nemen omdat ze goedkoper zijn. Omdat ze zo had gesproken, hield ik niet meer van haar, het deed mij pijn. Ik wilde haar niet meer gaan wassen. Toen ik gevraagd werd om iets in haar kamer te gaan doen, vroeg ik een van mijn collega’s om het voor mij te gaan doen. Ik heb minstens twee weken zo doorgebracht.

Maar toen we het Woord van Leven ontvingen, waarin we zeggen dat we onze vijanden moeten liefhebben; dat we degenen moeten liefhebben die ons haten en bidden voor degenen die ons belasteren, ben ik begonnen – het was niet gemakkelijk, het was een strijd in mij, want ik zag deze dame direct voor me: hoe ga ik haar liefhebben? In mijn kamer heb ik het beeld van de Maagd Maria en vervolgens het beeld van de heilige Rita van Cascia, en de foto van Chiara in het midden. Ik knielde voor deze drie beelden neer en begon te bidden en ik vroeg Chiara: “Jij was het die ons de spiritualiteit van de eenheid gaf, het was door jou dat ik leerde dat ik mijn vijanden moet liefhebben; nu je in de hemel bent, bemoei je er mee, zodat ik aan deze persoon kan liefde geven”. De volgende dag voelde ik de kracht om naar haar kamer te gaan. Het was alsof de verantwoordelijken het met opzet deden: de hele week was het mijn beurt om haar te verzorgen. Ik weet niet hoe het gegaan is, maar omdat ik om deze genade had gevraagd, vond ik het niet meer moeilijk om naar haar toe te gaan.

Op een dag kwam ik terug van haar kamer, ik had haar gewassen, ik had haar eten gegeven, maar toen ik naar buiten ging, kwam de fysiotherapeut en ze zei: “Die kleine neger met het kruipende haar kwam hier en ze is heel gemeen tegen me”, en toch had ik alles voor haar gedaan, alsof het Jezus was. Uiteindelijk zei ik tegen mezelf: “Ik wil me geen zorgen meer maken. Als mij gevraagd wordt, zal ik gaan doen wat ik moet doen, terwijl ik Jezus in die persoon zie. “Wat mij betreft, ik heb geen problemen meer. Ik voel dat ik van haar hou, ook al houdt ze niet van mij.”

Jeanne

 

 

Lees ook