Woord van Leven – April 2021

 
"Ik ben de goede herder. Een goede herder geeft zijn leven voor de schapen." (Joh 10, 11).

                    

“Ik ben de goede herder. Een goede herder geeft zijn leven voor de schapen” (Joh 10, 11).

De beelden uit de Bijbelse cultuur, getekend door het langzame tempo van nomaden en herders, lijken ver verwijderd van onze moderne eisen van efficiëntie en competitie. Toch voelen ook wij soms de behoefte aan een pauze, aan een plek om te rusten, aan een ontmoeting met iemand die ons verwelkomt zoals we zijn.

Jezus komt hier naar voor als degene die meer dan wie ook bereid is om ons te verwelkomen, om ons rust te bieden, en, sterker nog, om zijn leven te geven voor ieder van ons.

In de lange passage van het Evangelie van Johannes waaruit dit Woord van Leven wordt genomen, verzekert Hij ons dat Hij de aanwezigheid van God is in ieders geschiedenis, zoals beloofd aan Israël bij monde van de profeten[1].

Jezus is de herder, de gids die zijn schapen kent en liefheeft, zijn mensen die vermoeid zijn en soms op de dool. Hij is geen vreemdeling die de behoeften van de kudde niet kent, noch een dief die komt stelen of een rover die doodt en verstrooit, noch een huurling die alleen handelt uit eigenbelang.

“Ik ben de goede herder. Een goede herder geeft zijn leven voor de schapen.”

De kudde schapen die Jezus als de zijne beschouwt zijn zeker zijn leerlingen, allen die de gave van het doopsel hebben ontvangen. Maar zij niet alleen. Hij kent elk menselijk wezen, Hij noemt iedereen bij naam en verzorgt allen met tederheid.

Hij is de ware herder, die ons niet alleen naar het leven leidt, die ons niet alleen komt opzoeken wanneer we afdwalen[2], maar die zijn leven heeft gegeven om de wil van de Vader te vervullen. En wat is de wil van de Vader? De volheid van de persoonlijke band met Hem en de herovering van de broederschap met elkaar die door de zonde werd verbroken.

Ieder van ons kan proberen Gods stem te herkennen, zijn woord te horen dat precies tot hem of haar gericht is en het met vertrouwen te volgen. Bovenal kunnen we de zekerheid hebben dat we onvoorwaardelijk geliefd, begrepen en vergeven worden door Hem die ons verzekert:

“Ik ben de goede herder. Een goede herder geeft zijn leven voor de schapen.”

Wanneer we deze stille maar krachtige aanwezigheid in ons leven ook maar een beetje ervaren, ontvlamt in ons hart het verlangen om die te delen, om te groeien in ons vermogen om voor anderen te zorgen en voor hen open te staan. Naar het voorbeeld van Jezus kunnen we proberen de mensen in onze familie, de collega’s op het werk of de buren beter te leren kennen. We laten ons uit onze comfortzone halen door de noden van de mensen om ons heen.

We kunnen de fantasie van de liefde ontwikkelen door anderen erbij te betrekken en onszelf te laten betrekken. Op onze eigen kleine manier kunnen we bijdragen aan de opbouw van broederlijke en open gemeenschappen die in staat zijn om met geduld en moed de reis van velen te begeleiden.

Over deze zelfde zin uit het Evangelie schreef Chiara Lubich: “Jezus zal openlijk over zichzelf zeggen: ‘Er is geen grotere liefde dan je leven te geven voor je vrienden’ (Joh 15, 13). En Jezus beleeft zijn zelfgave en offer tot het uiterste toe. Zijn liefde is dus een gegeven liefde, dat wil zeggen, een liefde die bestaat uit de daadwerkelijke bereidheid om zijn eigen leven te geven, te offeren. Ook van ons vraagt God een liefde en daden van liefde die de maat hebben van zijn liefde, minstens voor wat de intentie en beslistheid betreft. Alleen zo’n liefde is een christelijke liefde: niet zomaar een beetje liefde, een laagje vernis, maar een liefde die zo groot is dat iemand zijn eigen leven op het spel zet. Door dit te doen zal ons leven als christenen een kwaliteitssprong maken, een grote kwaliteitssprong. Dan zullen we meemaken dat mannen en vrouwen overal ter wereld worden aangetrokken door Jezus’ stem en zich rond Hem verzamelen”[3].

 

Letizia Magri en de Commissie Woord van Leven

 

 

[1] Vgl. Ez 34, 24-31.

[2] Vgl. Lc 15, 3-7; Mt 18, 12-14.

[3] Chiara Lubich, Woord van Leven van april 1997.