Hier vind je verschillende digitale versies van het maandelijkse Woord van Leven: video voor iedereen, video voor kinderen, Powerpoint voorstelling, MP3 Podcast, stripverhaal voor kinderen en tieners: www.woord-van-leven.be
We zijn op een verlaten en afgelegen plek in de buurt van Betsaïda, in Galilea. Jezus spreekt tot een grote menigte over Gods Koninkrijk. De Meester is er met de apostelen naartoe gegaan om hen te laten uitrusten na hun lange zendingsopdracht in die streek. Ze hadden er bekering gepredikt, “terwijl ze het goede nieuws verkondigden en overal zieken genazen.”[1] Moe maar voldaan vertellen ze wat ze hebben meegemaakt.
Maar als de mensen horen waar ze zijn, zoeken ze hen op. Jezus verwelkomt ze allemaal: Hij luistert, Hij spreekt, Hij geneest. De menigte wordt steeds groter. De avond nadert en de honger doet zich voelen. De apostelen maken zich hier zorgen over en doen de Meester een redelijk en realistisch voorstel: “Stuur de mensen weg. Dan kunnen ze naar de dorpen en gehuchten in de omtrek gaan om daar te overnachten en op zoek te gaan naar eten.”[2] Jezus had immers al zoveel gedaan voor hen… Maar Hij antwoordt: “Geven jullie hun te eten”.
Ze zijn verbijsterd. Dat kun je niet maken: ze hebben maar vijf broden en twee vissen, voor een paar duizend mensen; en het is onmogelijk om in het kleine Betsaïda genoeg eten te vinden. Bovendien zouden ze het geld niet hebben om het te kopen.
Jezus wil hun ogen openen. De behoeften en problemen van de mensen raken Hem, en Hij zet zich in om een oplossing te vinden. Hij gaat uit van de realiteit en waardeert wat er is. Het is waar, wat ze hebben is weinig. Maar Hij roept hen op voor een zending en missie: instrumenten te zijn van de barmhartigheid van God die zorg draagt voor zijn kinderen. De Vader grijpt in maar niet zonder hen; Hij heeft hen ‘nodig’.
Het wonder heeft ons initiatief en ons geloof “nodig”, en daarna zal Hij het ook doen groeien.
“Geven jullie hun te eten”
Op de tegenwerpingen van de apostelen antwoordt Jezus door zich de zaak aan te trekken. Maar Hij vraagt hen wel om helemaal hun deel te doen, ook al is dat klein. Hij veracht het kleine niet. Hij lost het probleem niet in hun plaats op. Het wonder gebeurt maar het vereist hun deel: alles wat zij hebben en wat zij hebben kunnen bijeenbrengen, wordt ter beschikking van Jezus gesteld voor iedereen. Dat veronderstelt een zekere opoffering, alsook vertrouwen in Hem.
De Meester gaat uit van wat er met ons gebeurt, om ons te leren voor elkaar te zorgen. In het licht van de behoeften van anderen zijn excuses uit den boze: “het is niet onze taak”, “ik kan er niets aan doen”, “ze moeten het zelf opknappen, zoals wij allemaal…”. In de samenleving die God zich heeft voorgesteld, zijn diegenen zalig die de hongerigen voeden, de armen kleden, de behoeftigen bezoeken.[3]
“Geven jullie hun te eten”
Het verhaal van deze episode herinnert aan het beeld van het feestmaal dat in het boek Jesaja wordt beschreven en dat door God zelf aan alle volken wordt aangeboden, wanneer Hij “de tranen wist van elk gezicht”.[4] Jezus laat hen in groepen van vijftig gaan zitten, zoals in de grote dagen van weleer.[5] De Zoon gedraagt zich zoals zijn Vader; het onderstreept zijn goddelijkheid.
Hijzelf zal alles geven, tot op het punt dat Hij voedsel voor ons wordt in de eucharistie, het nieuwe feestmaal waar men met elkaar deelt.
Geconfronteerd met de vele noden en behoeften tijdens de covid-pandemie, heeft de focolaregemeenschap van Barcelona via sociale netwerken een groep opgericht waarin behoeften worden gedeeld en goederen en middelen worden gebundeld. Het is indrukwekkend om te zien hoe meubels, voedsel, medicijnen, elektrische apparaten circuleren… Want “in ons eentje kunnen we weinig”, zeggen ze, “maar samen kunnen we veel”. Ook vandaag de dag helpt deze groep, “Fent família” genaamd, om ervoor te zorgen dat geen van hen in nood verkeert, net als in de eerste christelijke gemeenschappen.[6]
Silvano Malini en het Woord-van-leven-team
[1] Lc 9, 6
[2] Lc 9, 12
[3] Vgl. Mt 25, 35-40
[4] Jes 25, 8
[5] Vgl. Ex 18
[6] Vgl. Hand 4, 34