Maart 2025

 
"Waarom kijk je naar de splinter in het oog van je broeder of zuster, terwijl je de balk in je eigen oog niet opmerkt?" (Luc. 6, 41)
Hier vind je verschillende digitale versies van het maandelijkse Woord van Leven: video voor iedereen, video voor kinderen, Powerpoint voorstelling, MP3 Podcast, stripverhaal voor kinderen en tieners: www.woord-van-leven.be

 Jezus heeft de nacht biddend doorgebracht op een berg. ‘s Morgens kiest Hij zijn apostelen. Als ze samen de berg afdalen en aankomen op een vlakke plaats, spreekt Hij lang tot allen die daar samen zijn. Zijn rede begint met de afkondiging van de zaligsprekingen: zalig jullie die arm zijn, enz.

In het evangelie van Matteüs vind je acht zaligsprekingen, bij Lucas zijn het er maar vier. Ze gaan over wie arm is, wie honger lijdt, wie weent en wie het slachtoffer van vervolging is. En Jezus voegt er evenveel vermaningen aan toe tegen de rijke, de verzadigde en de arrogante mensen (Luc. 6, 20-26). Deze voorliefde van God voor de allerminsten maakt Jezus tot de kern van zijn zending, wanneer Hij in de synagoge van Nazareth bevestigt dat Hij vervuld is met de Geest van de Heer en dat Hij goed nieuws brengt aan de armen, bevrijding aan de gevangenen en vrijheid aan de onderdrukten (Luc. 4, 16-21).

Jezus spoort vervolgens de leerlingen aan om ook hun vijanden lief te hebben (vgl. Luc. 6, 27-35), een boodschap die haar diepste grond vindt in de houding van de hemelse Vader: “Wees barmhartig zoals jullie Vader barmhartig is” (Luc. 6, 36).

Deze uitspraak is ook het uitgangspunt van wat dan volgt: “Oordeel niet, dan zal er niet over je geoordeeld worden. Veroordeel niet, dan zul je niet veroordeeld worden. Vergeef, dan zal je vergeven worden” (Luc. 6, 37). Dan geeft Jezus een duidelijke vermaning met een raak gekozen en straf beeld:

“Waarom kijk je naar de splinter in het oog van je broeder of zuster, terwijl je de balk in je eigen oog niet opmerkt?”

Jezus kent ons hart goed. Hoe vaak doen we in ons dagelijks leven zelf de treurige ervaring op dat het makkelijk is om – soms zelfs op een harde manier – de fouten en zwakheden in een broeder of zuster te bekritiseren. Daarbij verliezen we uit het oog dat we onszelf zo een voorrecht toekennen dat alleen aan God toekomt. Het is duidelijk dat we, om “de balk uit ons oog te verwijderen”, nederigheid nodig hebben. Die komt voort uit het besef dat we zondaars zijn en voortdurend Gods vergeving nodig hebben. Het vraagt moed om bewust te worden van je eigen ‘balk’. Alleen zij die beseffen wat ze zelf nodig hebben om zich te bekeren, kunnen oordelen en overdrijvingen achterwege laten en de kwetsbaarheid en zwakheden van zichzelf en van anderen begrijpen.

Jezus nodigt ons evenwel niet uit om onze ogen te sluiten en alles maar te laten voor wat het is. Hij wil dat zijn volgelingen elkaar helpen om vooruitgang te maken op het pad van een nieuw leven. Ook de apostel Paulus vraagt ons met klem om ons om anderen te bekommeren: om wie zich niet aan de afspraken houdt te corrigeren, om bange mensen moed in te spreken, om de zwakken te ondersteunen, om met allen geduldig te zijn (vgl. 1 Tes. 5, 14). Alleen de liefde is tot zo’n dienst in staat.

“Waarom kijk je naar de splinter in het oog van je broeder of zuster, erwijl je de balk in je eigen oog niet opmerkt?”

Hoe breng je dit Woord van leven in de praktijk?

In aanvulling op wat al is gezegd, kunnen we in deze vastentijd aan Jezus vragen om ons de anderen te leren zien zoals Hij hen ziet, zoals God hen ziet. En God ziet met de ogen van het hart, omdat Hij een blik van liefde heeft. Vervolgens zouden we elkaar kunnen helpen door een praktijk nieuw leven in te blazen die doorslaggevend was voor de eerste groep focolarevrouwen in Trente.

“In het begin”, vertelde Chiara Lubich ooit aan een groep moslimvrienden, “was het niet altijd makkelijk om de radicaliteit van de liefde te beleven. […] Ook onder ons, op onze onderlinge relaties kon stof komen en kon de eenheid verslappen. Dit gebeurde bijvoorbeeld wanneer we ons bewust werden van de gebreken en onvolkomenheden van de anderen en hen gingen oordelen, waardoor de flow of stroom van de onderlinge liefde bekoelde. Om een antwoord te bieden aan deze situatie dachten we er op een dag aan om een verdrag of pact onder elkaar te sluiten. We noemden het een ‘pact van barmhartigheid’. We besloten om onze naaste die we elke ochtend ontmoetten, thuis, op school, op het werk, enz., als nieuw te zien, helemaal nieuw, en helemaal niet meer te denken aan diens fouten of gebreken, maar alles te bedekken met liefde. […] Dat vroeg een enorme inzet. Daarvoor hadden we allen samen gekozen. Maar het hielp ons om altijd weer de eerste stap te zetten in het liefhebben, in navolging van de barmhartige God, die vergeeft en vergeet.”

Augusto Parodie Reyes en het Woord-van-leven-team

Lees ook