Woord van Leven – augustus 2022

 
“Heer, als mijn broeder of zuster tegen mij zondigt, hoe vaak moet ik dan vergeving schenken? Tot zevenmaal toe?” (Matt 18,21)

Hoofdstuk 18 van het evangelie van Matteüs is een heel rijke tekst. Jezus geeft daar de leerlingen instructies over hoe ze de relaties binnen de zopas ontstane gemeenschap moeten beleven. De vraag die Petrus stelt herhaalt de woorden die Jezus kort tevoren heeft gesproken: ”Als je broeder of zuster tegen je zondigt…” (Mat 18, 15). Jezus is nog aan het woord als Petrus Hem onderbreekt. Het lijkt erop dat hij niet goed begrijpt wat zijn Meester net gezegd heeft. En hij stelt Jezus een van de belangrijkste vragen over de weg die een leerling van Hem moet gaan. Hoe vaak moet je vergeving schenken?

“Heer, als mijn broeder of zuster tegen mij zondigt, hoe vaak moet ik dan vergeving schenken? Tot zevenmaal toe?”

Vragen stellen maakt deel uit van de geloofsweg. Wie gelooft, heeft niet alle antwoorden, maar blijft trouw ondanks de vragen. De vraag van Petrus heeft geen betrekking op een zonde tegen God. Hij wil wel weten wat te doen wanneer een broeder een fout maakt tegen een andere broeder. Petrus denkt dat hij een goede leerling is; hij is bereid om zevenmaal[1] te vergeven. Aan het directe antwoord van Jezus had hij zich niet verwacht; het blaast hem van zijn sokken: “Niet tot zevenmaal toe, zeg Ik je, maar tot zeventig maal zeven” (Mat 18, 22). De leerlingen kenden allemaal heel goed de woorden van Lamech[2], de bloeddorstige afstammeling van Kaïn. Hij zingt over weerwraak tot zevenenzeventigmaal toe[3]. Jezus zinspeelt op deze woorden; tegenover onbegrensde wraakneming stelt Hij oneindige vergeving.

“Heer, als mijn broeder of zuster tegen mij zondigt, hoe vaak moet ik dan vergeving schenken? Tot zevenmaal toe?”

Het gaat er niet om iemand te vergeven die ons voortdurend beledigt, maar om steeds weer te vergeven in ons hart. De echte vergeving, die ons innerlijk vrij maakt, komt meestal niet in een keer. Het is geen gevoel, het is niet vergeten, maar het gaat om de keuze die een gelovige gevraagd wordt te maken. En dat niet alleen wanneer de belediging opnieuw wordt aangedaan, maar iedere keer dat we er weer aan denken. Daarom is het goed zeventigmaal zevenmaal te vergeven.

Chiara Lubich schrijft hierover: “Jezus had vooral de onderlinge verhoudingen van de christenen op het oog, de relaties tussen leden van dezelfde gemeenschap. Op de eerste plaats moet je jezelf dus zo gedragen tegenover je andere broers en zusters in het geloof: in het gezin, op het werk, in de gemeenschap waarvan je deel uitmaakt. Je weet dat men beledigingen vaak in woord of daad met gelijke munt wil betalen. Je weet dat door verschil in karakter, door geprikkeldheid of andere oorzaken de liefde vaak tekortschiet bij mensen die onder één dak leven. Bedenk daarom dat alleen een houding van vergevingsgezindheid die steeds vernieuwd wordt, de eenheid onder broeders en zusters kan bewaren. Je zult altijd geneigd zijn om aan de gebreken van de anderen te denken, je hun verleden te herinneren, hen anders te willen dan ze zijn… Je moet het tot een gewoonte maken hen met nieuwe ogen te zien, en hen altijd, meteen en helemaal accepteren, ook al hebben ze geen spijt.”[4]

 

“Heer, als mijn broeder of zuster tegen mij zondigt, hoe vaak moet ik dan vergeving schenken? Tot zevenmaal toe?”

We maken allemaal deel uit van een gemeenschap van mensen die vergeving hebben gekregen. Vergeving is een gave van God, en die hebben wij steeds opnieuw nodig. We zouden altijd verwonderd moeten zijn over de oneindigheid van de barmhartigheid die we van de Vader ontvangen. Hij vergeeft ons wanneer ook wij vergeven aan onze broers en zussen.[5]

In bepaalde situaties is het niet gemakkelijk om te vergeven. Het kan gaan om zaken die samenhangen met sociale, politieke en economische situaties. Daarin kan vergeving een gemeenschappelijke dimensie krijgen. Er zijn heel veel voorbeelden van vrouwen en mannen die erin geslaagd zijn om ook in de moeilijkste omstandigheden te vergeven, mede dankzij de hulp van de gemeenschap die hen ondersteunde.

Osvaldo is een Columbiaan. Hij werd meerdere keren met de dood bedreigd en heeft gezien dat zijn broer werd vermoord. Vandaag staat hij aan het hoofd van een boerenorganisatie en houdt zich bezig met de herintegratie van mensen die rechtstreeks waren betrokken bij het gewapend conflict in zijn land.

“Het zou makkelijk zijn om op de vendetta met geweld te antwoorden. Maar ik heb nee gezegd”, legt Oswaldo uit. “De kunst van vergeven is heel moeilijk te leren, maar wapens of oorlog zijn nooit de juiste keuze om het leven te veranderen. De weg van verandering is een andere. Dat is de menselijke ziel van de ander te kunnen raken. En dat doe je niet met hoogmoed of macht; daarvoor is nederigheid nodig, de deugd die het moeilijkst te verwerven is.”

Letizia Magri en de Commissie Woord van Leven

[1] Het getal zeven geeft het geheel aan, de volheid. God schiep de wereld in zeven dagen (vgl. Gen. 1, 1-2. 4). In Egypte zijn er zeven jaren van overvloed en zeven van hongersnood (vgl. Gen. 41, 29-30), enz.
[2] “Kaïn wordt zevenmaal gewroken, Lamech zevenenzeventigmaal” (Gen. 4, 24).

[4] Chiara Lubich, Woord van leven van oktober 1981.

[5] Zie het Onzevader, Mat. 6, 9-13.

 

Lees ook