Woord van Leven – maart 2022

 
"Vergeef ons onze schulden, zoals ook wij vergeven aan onze schuldenaren" (Matteüs 6, 12).

Het Woord van Leven van deze maand is genomen uit het gebed dat Jezus aan zijn leerlingen leerde, het ‘Onze Vader’. Het is een gebed met diepe wortels in de joodse traditie. De joden noemden en noemen God ook “onze Vader”.

Bij een eerste lezing brengen de woorden van deze zin ons in problemen; ze zetten ons schaakmat: kunnen wij God vragen onze schulden kwijt te schelden, op dezelfde manier als wij dat doen met hen die tegenover ons schuldig zijn? Ons vermogen om te vergeven is altijd beperkt, oppervlakkig, afhankelijk van allerlei omstandigheden.

Als God ons naar onze maatstaf zou behandelen, zou dat een regelrechte veroordeling betekenen voor onszelf!

“Vergeef ons onze schulden, zoals ook wij vergeven aan onze schuldenaren”.

Toch zijn het belangrijke woorden. Op de eerste plaats drukken ze het besef uit dat we Gods vergeving nodig hebben. Jezus zelf gaf deze woorden aan zijn leerlingen, en dus aan alle gedoopten, zodat zij zich met een eenvoudig hart tot de Vader kunnen richten.

Alles vloeit voort uit onze ontdekking dat wij kinderen zijn in de Zoon. Wij zijn broers en zusters en navolgers van Jezus. Bij uitstek heeft hij van zijn leven een weg gemaakt van steeds vollediger navolging van de liefdevolle wil van de Vader.

Pas nadat wij Gods gave, zijn grenzeloze liefde hebben aanvaard, kunnen we de Vader om alles vragen. Vanuit die liefde vragen we dat Hij ons meer en meer op Hem doet lijken, en dat we zelfs de kracht ontvangen om onze broers en zusters te vergeven met een edelmoedig hart, dag na dag.

Elke daad van vergeving is een vrije en bewuste keuze, die steeds in nederigheid moet worden hernieuwd. Je wordt zoiets nooit gewoon, het is een veeleisende weg. Daarom laat Jezus ons er dagelijks voor bidden, net als voor brood.

“Vergeef ons onze schulden, zoals ook wij vergeven aan onze schuldenaren”.

Hoe vaak hebben de mensen met wie we samenleven – in ons gezin, in de buurt, op het werk of tijdens de studie – ons geen onrecht aangedaan en is het moeilijk voor ons om weer een positieve relatie op te bouwen. Wat kunnen we doen? Juist dan kunnen we vragen om de genade de Vader na te volgen:

“Laten we ’s morgens opstaan met een volledig ‘geheugenverlies’ in ons hart, met een liefde die alles omvat, die de ander verwelkomt zoals hij of zij is, met zijn of haar beperkingen, zijn of haar moeilijkheden, zoals een moeder dat zou doen met haar kind dat een fout maakt: ze verontschuldigt het altijd, vergeeft het steeds weer, blijft altijd hopen… Laten we iedereen benaderen met hem of haar met nieuwe ogen te zien, alsof hij of zij die fouten nooit had gemaakt. Laten we elke keer opnieuw beginnen, wetende dat God niet alleen de macht heeft om te vergeven, maar ook om te vergeten. Hij vergeeft en Hij vergeet: dat is de maat die Hij ook verlangt van ons.”[1]

Dat is een hoog doel, waarnaar wij op weg kunnen gaan met de hulp van vertrouwvol gebed.

“Vergeef ons onze schulden, zoals ook wij vergeven aan onze schuldenaren”.

Het hele gebed van het ‘Onze Vader’ kent het perspectief van het “wij”, van de broederlijkheid: ik vraag niet alleen iets voor mijzelf, maar ook voor en met anderen. We kunnen ook vergeven dankzij de steun die we krijgen van de liefde van anderen. Anderzijds kan ik in liefde en empathie ook de fout van mijn broeder voelen als iets van mijzelf: misschien heb ik ook mijn aandeel in zijn fout, misschien heb ik niet helemaal mijn deel gedaan, zodat hij zich aanvaard en begrepen had kunnen voelen…

In Palermo, een Italiaanse stad, beleven de verschillende christelijke gemeenschappen een intense dialoog. Dan stoot je soms op moeilijkheden die je moet overwinnen. Biagio en Zina vertellen: “Op een dag nodigde een bevriende dominee ons uit bij enkele gezinnen van zijn Kerk die we niet kenden. We hadden iets meegenomen om te delen voor de lunch, maar die gezinnen lieten ons voelen dat ze niet erg opgezet waren met deze ontmoeting. Met veel zachtmoedigheid liet Zina hen proeven van enkele van de specialiteiten die zij had gekookt, en uiteindelijk hebben we toch samen geluncht. Na de lunch begonnen ze te wijzen op de gebreken die ze in onze Kerk zagen. Omdat wij niet verwikkeld wilden raken in een verbale oorlog, zeiden we: welke fout of welk verschil tussen onze Kerken kan ons beletten elkaar graag te zien? Gewend aan voortdurende discussies, reageerden ze verbaasd; dat antwoord had hen ontwapend. Daarna begonnen we te spreken over het Evangelie en over wat ons verenigt, wat zeker veel meer is dan wat ons verdeelt. Toen het tijd was om afscheid te nemen, wilden ze niet dat we weggingen. Dan hebben we voorgesteld om samen het ‘Onze Vader’ te bidden. Daarbij voelden we de aanwezigheid van God heel sterk. Ze lieten ons beloven dat we terug zouden komen, omdat ze wilden dat we de andere leden van de gemeenschap leerden kennen. En dat is in de loop der jaren ook gebeurd.”

Letizia Magri en de Commissie Woord van Leven

1 Chiara Lubich, Woord van Leven van december 2004.